Terug naar de pagina >> portfolio

 

Algemeen  

 

Vanaf begin van de 20e eeuw, sinds de collage en assemblage geïntroduceerd werden, is de weg in de kunst vrij gemaakt voor zachte -en vergankelijke materialen. Vooral binnen de ruimtelijke Abstracte kunst is geëxperimenteerd met materialen zoals vilt, touw, papier, leer en rubber.

Midden jaren 70 ben ik met dit soort materialen gaan experimenteren. Waarbij ik de essentiële vormgevingsmogelijkheden van softe materialen en textieltechnieken combineerde. De aandacht ging in eerste instantie nog uit naar vernieuwing van de beeldtaal, het plezier in spelen met vormen en kleuren, het verdiepen van vormgevingsmogelijkheden. (In die periode volgde ik de AIVE heet nu Design academie van 1974-1977.)
Zo ontdekte ik nieuwe mogelijkheden. Bijvoorbeeld door de vlechttechniek niet meer functioneel in te zetten voor een stoelzitting, maar de singels door elkaar te vlechten, om te vouwen en van richting te veranderen. Zo ontstond de serie Tableaus in 1976, met als onderwerp 'de vervlechtingen in de samenleving' (vervlechten = samengaan, verbinden, opnemen in de context maar ook nieuwe wendingen uit proberen). Ondanks het nieuwe credo "Alles moet anders!" zag ik nog voldoende mensen die lekker voortleefden binnen de restanten van de tradities (De Plooibaren, 1979) meisjes die in witte satijnen jurken trouwden, omdat de traditie dat gebood.

Tijdens de Hoogtijdagen van de Textielkunst (1965-1985) ontstond een nieuwe esthetiek. Geknoopte vloerkleden hingen aan de muur in musea, wandversieringen van restjes stof, gebreide -en macramé kleden, kortom de textieltechnieken kregen een eigentijds uiterlijk en werden niet meer decoratief of functioneel toegepast. Het was inmiddels mogelijk om onafhankelijk en vrij uiting te geven aan zaken die me bezig hielden. Dus gooide ik de textieltechnieken overboord en liet de draden de vrije loop, door ze zonder enig verband op de grond te strooien, in een schrijfbeweging. Dit werd door foto's gedocumenteerd of gefixeerd tussen twee lagen plakvlieseline (Regels, de Sleurpatronen 1980-1981).
Om me van de nieuwe esthetiek in de textielkunst te bevrijden, moest het vuurtje hoog opgestookt worden. Mijn zorgvuldig samengestelde doeken werden bewerkt met vlammen, sporen van rook achterlatend en zo voorzag ik mijn doeken met Brandmerken (1982-1983).
Toen de draadtekening niet meer gefixeerd werd, en alle draden los op de grond lagen, hier en daar vastgelegd tussen gekleurd zand, had ik mijn eigen beeldtaal gevonden. Vloertekeningen (1985)
En zo werd de Lijn het hoofdelement in mijn werk, een zelfstandige lijn, zonder fond.

Ondertussen, geholpen door J.J. Beljon 's boek: Zo doe je dat ontdekte ik, de verrassende vormgevingsprincipes en de vormgevende handelingen zoals; vouwen, oprollen, bundelen, stapelen, insnoeren /omwikkelen en opvullen.
De bezinning op vormgevingsbeginselen, is een constante factor geworden in mijn werk met studenten aan de Lerarenopleiding TeHaTEX (1978-1993). En de belangstelling voor kunsttheorie, kunstkritiek, cultuurgeschiedenis is niet gestopt na mijn universitaire studie (1987-1993 RUU).

De onderwerpen die ik probeer te verbeelden, komen meestal voort uit gewaarwordingen ontleend aan sociaal culturele veranderingen. Naast vastgeroeste denkpatronen en onveranderlijke wetmatigheden (Routine) merkte ik de ingrijpende veranderingen (Mutaties) in ons bestaan op. Zo werden vooroordelen die ons scheiden van de Ander en de individuele afzondering verwerkt in de Muur, met doorkijkjes en ‘Cul de sac’. Het wegvallen van morele kaders (Deconstructie), het onderwerp van verbeelding. De nieuwkomers losgezongen uit hun culturele context kregen hun eigen vorm in de serie Zonderlinge Figuren. De behoefte aan zingeving werd vertaald in de Zinnebeelden. In de bezinning op het moment (Momentopname) wordt de volheid van het bestaan verbeeld.
Ik zag uiteengevallen gemeenschappen, verlies van gemeenschapszin en probeerde dat in de serie Sjablonen en Netwerken te vertalen. Een netwerk van lijnen (Arabische patronen) was het begin, ik kleurde ze niet netjes in door binnen de lijntjes te blijven. Het netwerk verdween naar de achtergrond en de kleuren gingen een eigen leven leiden. Er ontstond een tweede sjabloon over het eerste. Want, zo dacht ik, zodra je een traditie loslaat ontstaat een nieuw patroon. Een patroon dat vervaagt en gaten vertoont. Door stukken uit de Patronen te snijden had ik de 'gaten die er in ons bestaan vallen' weergegeven. Om vervolgens 'het fragmentarische van ons bestaan' als uitgangspunt te nemen voor de serie Fragmenten. De restvormen werden samengevoegd, op elkaar gestapeld en in grote beelden en installaties uitgewerkt.
De gevolgen van ontwaarding, relativisme en nihilisme riepen een trieste Leegte op. Pas doordat de leegte beschreven wordt, bestaat zij ook. Dat probeerde ik door schrijfbewegingen in het luchtledige vast te leggen (Draadtekeningen, lijnfiguren). Uiteindelijk is 'de Leegte' een constante factor in mijn werk geworden.

De strijdlust om culturele vernieuwing af te dwingen zag ik tijdens de Arabische Lente. Kwetsbare mensen op het plein, tenten en zandzakken als enige beschutting. Wakers, Wachters, het Legioen zijn de titels geworden van kleine schaalmodellen met vilt bekleedde stokjes in strategische opstellingen.
Ik ging op zoek naar mijn culturele identiteit (Kleurbekennen - nbalch- moodsticks) kwam weer met beide benen op de grond (Fundamenten, installaties op de vloer, Vloertekeningen). Als los zand bij elkaar geveegd leven we naast elkaar, ieder op zijn manier. Dus maakte ik kleine voorwerpen zonder gebruiksfunctie, zonder identiteit, zonder definitie, zonder overeenstemming of persoonsgelijkheid werden ze zonder enig verband bij elkaar gebracht (De verzameling).
Soms ontstaat een serie werken vanuit experimenteren met materiaal. (dichtklappen, vouwsels) of kan Restmateriaal het beginpunt zijn van een serie zoals ArTolle Figuren. Of geef ik mezelf een opdracht, bijvoorbeeld het materiaal wordt doormiddel van slechts één ingreep in zo veel mogelijk varianten uitgevoerd (Viltvormen).
Inmiddels ben ik tot het inzicht gekomen dat 'Leegte' open staat voor nieuwe invulling. En vind ik de Leegte niet meer een vorm van teloorgang maar nu omarm ik de leegte als een nieuw Begin. Het gebaar van de omhelzing is omgezet in een beeld: Embracing Emptiness.

Als gevolg van het Coronavirus mogen we elkaar tijdelijk niet meer omhelzen of de handen schudden. De anderhalve meter afstand geldt niet tussen paren/duo's. Door vormen van papier omelkaar heen te klappen/te vouwen ontstaat een beeld van verstrengelde figuren, samengesmolten tot een geheel.

'Door het einde van de ideologieën, het einde van de daaraan verbonden dromen (zowel socialistisch als kapitalistisch), het einde van de al te optimistische utopieën die stoelden op de vooruitgang (technisch en wetenschappelijk), zijn de mensen in ongekende mate op zichzelf teruggeworpen.' W. Schmid; Filosofie van de levenskunst; inleiding in het mooie leven, Ambo 2003

 

Terug naar de foto's op de pagina Portfolio